Voor alle disciplines geldt dat wetenschappelijke integriteit van essentieel belang is voor het goed functioneren van wetenschap. Het gaat hierbij om gedragsnormen waaraan een onderzoeker zich hoort te houden om ervoor te zorgen dat zijn onderzoek betrouwbaar is en van goede kwaliteit. In de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit staan de principes van goede en integere wetenschapsbeoefening beschreven. De gedragscode sluit aan bij internationale ontwikkelingen en is bruikbaar voor zowel fundamenteel als toegepast en praktijkgericht onderzoek.
Het helder formuleren van de principes van goede en integere wetenschapsbeoefening en de daaruit voortvloeiende normen en zorgplichten. De leidende principes voor kwaliteit en betrouwbaarheid van wetenschap zijn:
De gedragscode vervult een drieledige rol:
- Geen ongefundeerde claims
- Correcte rapportage
- Data of bronnen niet verzinnen of vervalsen (plagiaat)
- Alternatieve visies en tegenargumenten serieus nemen
- Open zijn over onzekerheidsmarges
- Resultaten niet gunstiger of ongunstiger voorstellen
Bij het ontwerp, de uitvoering, verslaglegging en disseminatie van het onderzoek toepassen van:
- Wetenschappelijke methoden én
- Optimale precisie
Een logboek bijhouden is een goed voorbeeld van zorgvuldigheid betrachten: alle beslissingen, overwegingen enz. vastleggen.
- Helderheid over de data
- Hoe de data zijn verkregen
- Databeheer volgens FAIR-beginselen [meer info]
> Findable, Accessible, Interoperable, Re-usable
- Welke resultaten zijn bereikt
- Wat de rol is van externe belanghebbenden
Optimale transparantie maakt een onderzoek herhaalbaar (reproduceerbaar en verifieerbaar).
Argumentatie over het onderzoeksproces moet helder zijn en de stappen controleerbaar.
Onpartijdigheid
→ niet laten leiden door buiten-wetenschappelijke overwegingen
(commercie of politieke)
Hoofdstuk 1:
Reikwijdte van de code: op welke activiteiten is de code van toepassing en wie zijn aan de code gebonden?
Hoofdstuk 2:
Definiëring en verdere toelichting van de vijf genoemde principes.
Hoofdstuk 3:
Uitwerking van de principes tot 61 normen. Voor goed onderzoek dienen deze normen door onderzoekers steeds in acht genomen te worden. De normen zijn verdeeld over de verschillende fasen van het onderzoeksproces.
Hoofdstuk 4:
Zorgplichten voor de instelling om te zorgen voor een werkomgeving waarin goede onderzoekspraktijken worden bevorderd en gewaarborgd.
Hoofdstuk 5:
In welke gevallen leidt het niet naleven van de normen tot sancties of corrigerende en/of preventieve maatregelen.